Guy Geltner and Thomas Vaessens (Originally published in Trouw, 11 May 2015)
Veni vidi vici: ik kwam, ik zag, en ik overwon. De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) gebruikt die beroemde trits van Julius Caesar om de drie stadia te benoemen in een glanzende academische carrière. De zogenoemde 'Veni-', 'vidi-', en 'vici-competities' zijn horden die je als jonge onderzoeker moet nemen op weg naar succes. Niet de honger naar kennis en inzicht, niet de intellectuele nieuwsgierigheid van de wetenschappers staat centraal, maar hun strijd. Het klakkeloze gebruik van de bombast van een Romeinse generaal maakt pijnlijk zichtbaar hoe we de wetenschap zijn gaan zien, als gewoon de zoveelste oorlog, met winnaars, verliezers, en uiteraard vele slachtoffers.
Erger nog, de mooie missie van de NWO, Nederlands belangrijkste verstrekker van onderzoeksmiddelen, kan maar zeer ten dele slagen als uit de retoriek, logica en procedures blijkt dat de NWO uitgaat van een te smal begrip van wetenschap. In de Veni-, vidi- en vici-competities strijden wetenschappers uit uiteenlopende velden om dezelfde prijzen. Grootschaligheid is de norm. De realiteit is echter dat wiskundigen, historici, politicologen, psychologen, geologen en vele anderen vooral zijn opgeleid om zelfstandig te werken, als knooppunten in vaak internationale netwerken, en niet in grote groepen of laboratoria.
Scoren
Maar de middelen worden schaarser en de druk van de competities groter. Wil je hoger op de academische ladder? Dan moet je scoren! En dus besteden vooral jonge wetenschappers een groot deel van de productiefste periode van hun loopbaan aan het voorbereiden van aanvragen met slagingspercentages van enkele procenten, wat vaak ten koste gaat van het uitvoeren van onderzoek. En daarmee doet de Veni-vidi-vici-systematiek het tegendeel van wat ze beoogt: ze werpt een drempel op voor het uitvoeren en publiceren van uitstekend en innovatief onderzoek.
Van de winnaars van het systeem worden resultaten verwacht. Dit betekent dat zij geen tijd hebben voor bestuurlijke taken en dat zij verdwijnen uit het onderwijs. Dat is een funeste cultuurverandering, waarin het als verworvenheid geldt wanneer wetenschappers zijn 'vrijgesteld' van essentiële taken binnen het academisch bedrijf. In de faculteiten wordt een domino-effect zichtbaar: winnaars worden vervangen door goedkopere krachten, meestal jongere academici zonder onderzoekstijd, die belast worden met excessieve onderwijslasten. Zij zijn de verliezers van het systeem.
De academische gemeenschap weerspiegelt de waarden van de samenleving waarvan zij deel uitmaakt. Wat zegt het over onze samenleving dat universiteiten bevolkt worden door eerste- en tweederangsburgers, die geen van beiden beantwoorden aan het ethos van de homo academicus? Dat gaat lijnrecht in tegen wat een rijke, progressieve welvaartsstaat zou moeten willen doen.
We moeten terug naar de oorspronkelijke doelstellingen van de subsidieverstrekkers in de nationale en internationele arena. Stimuleer excellent onderzoek op die gebieden waar grootschaligheid en internationale samenwerking noodzakelijk is. Verstrek beurzen op terreinen waarvan de modus operandi bij die grootschaligheid past. Maar laten we ook verschillende definities van 'excellentie' en 'kwaliteit' blijven hanteren, en opletten dat niet alle wetenschapsgebieden zich hoeven te conformeren aan lachwekkend vage nationale of Europese onderzoeksagenda's.